Jurybezoek aan de nominaties van de Deventer Architectuurprijs 2022

Jurybezoek aan de nominaties voor de Deventer Architectuurprijs

Juryrapport Deventer Architectuurprijs 2022

Deventer is een stad om je vingers bij af te likken. De ligging aan de IJssel is fenomenaal. Het middeleeuwse stadshart is er een om verliefd op te worden. En ook buiten de oude stad bevinden zich tal van prachtige plekken: van de negentiende-eeuwse en vroeg twintigste-eeuwse schillen tot de uitbreidingen uit de jaren 50 en 60, kansrijke ontwikkelzones als het Havenkwartier en natuurlijk het magnifieke station.
De diversiteit aan woonmilieus, de landschappelijke kwaliteit, de verhalen die in Deventer zitten en het aangename (luw)stedelijke karakter zijn iets om te koesteren. Het biedt inspiratie voor nieuwe invullingen. Ondertussen voedt het ook het geweten. In Deventer mag je geen genoegen nemen met een krappe voldoende. Alles wat je hier doet verdient liefde, aandacht en bevlogenheid.
Een jury uit Groningen gebruikt de eigen stad natuurlijk bewust en onbewust als spiegel. Hoewel ‘onze’ stad (en gemeente) ruim twee keer groter is dan Deventer (235.000 inwoners, waarvan circa 210.000 in de stad tegenover 102.000 inwoners, waarvan circa 83.000 in de stad), zijn er talloze parallellen. Beide steden hebben een rijke geschiedenis en een prominent middeleeuws stadshart. Jullie Havenkwartier is een beetje als onze Stadshavens en jullie Steenbrugge is ons Meerstad. Beide gemeenten moeten bovendien duizenden extra woningen bouwen, het liefst in de bestaande stad. En beide steden liggen in een prachtig landschap, met daarin diverse karaktervolle dorpen.

Heb durf en ambitie, hou vol, verbindt, daag uit, ga het gevecht aan, maar altijd met als doel om er samen uit te komen.

Al die overeenkomsten maken een bezoek aan een andere stad extra waardevol. Zeker wanneer je dat doet met een bredere delegatie die ter plekke ook nog eens vakgenoten ontmoet. Steden en regio’s kunnen elkaar helpen. Allemaal hebben ze te maken met nagenoeg dezelfde opgaven op het vlak van woningbouw, klimaat, energietransitie en ga zo maar door. Het zou raar zijn wanneer we daar over en weer niet van zouden profiteren. Bovendien: ogen van elders kijken anders. Ze brengen nieuwe perspectieven of helpen juist in de bevestiging van keuzes en analyses.
Daarnaast helpt het om de boel af en toe een beetje op te schudden. Zo is het voor een buitenstaander altijd makkelijker om even een steen in de vijver te gooien.
Dat zet het weer even op scherp.

Het leuke is: zo’n bezoek werkt altijd twee kanten op. Zo zagen wij in Deventer zaken die we Groningen toch echt een stuk beter doet. Andersom zagen we zaken waarin Deventer duidelijk vooroploopt. Zo staat de binnenstad er in Deventer een heel stuk beter bij. Waar Groningen te kampen heeft met sleetse stukken binnenstad, vele historische panden waarvan de puien en gevels zijn vernield, laat Deventer zien hoe belangrijk het is om goed te zorgen voor de waarden die je al hebt. Daarnaast zagen we veel zaken waar wij minstens zo mee worstelen als Deventer. Neem de omgang met de auto, het fietsparkeren, de impact van deelmobiliteit en de noodzaak om als stad weer proactief te worden in plaats van reactief.

We hebben in Deventer veel moois gezien en minstens zoveel potentie. Vrijwel ieder project dat we bezochten bevatte prijzenswaardige elementen. Ondertussen voelden de projecten ook wat ‘onaf’. Op veel plekken worden kansen voor open doel gemist. Soms lijkt dat het gevolg van een verlies aan scherpte; alsof de aandacht en ambitie ergens halverwege achterop is geraakt en de finish niet heeft gehaald. We zien dat bijvoorbeeld in de manier van detailleren, het materiaalgebruik en de keus voor goedkope oplossingen. Maken we snelle keuzes op basis van geld en rendement?
Gaan we voor de korte termijn? Of kiezen we voor waarden en materialen die decennialang een duurzame kwaliteit en betekenis gaan geven aan Deventer?

Op andere plekken lijkt het alsof de opgave bij aanvang te klein is gehouden.
Dat is jammer, want het doordenken van een opgave op een hoger schaalniveau leidt eigenlijk altijd tot betere plannen. Helemaal wanneer je ze verknoopt met andere thema’s en projecten in de (directe) nabijheid: van groen en de openbare ruimte tot de betekenis die een bouwopgave kan hebben voor de omliggende buurt of wijk. Wat minder voorzichtigheid en meer durf om toch nét even dat stapje extra te zetten: dat kan Deventer nog veel op gaan leveren.

Deventer mag net als vele andere Nederlandse steden de lat best wat hoger leggen. Niet alleen op het vlak van het ontwerp en de architectuur, maar vooral binnen de stedenbouw en de visie op het grotere geheel. Wat voor karakter gunnen we onze dorpen? Wat voor stad willen we zijn? En hoe zorgen we dat we dat ook worden (of blijven)? Dat is niet alleen een opgave voor de gemeente. Nee, dat vraagt aan inzet en bevlogenheid van eenieder die aan de stad werkt. Natuurlijk is voor de overheid wel een belangrijke rol weggelegd als regisseur en hoeder van de kaders en het grotere geheel. Maar uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van ons allemaal om duurzaam te werken aan de leefomgeving en het beste te doen voor de stad, de dorpen en het landschap.

Hoe je dat precies doet, moeten we op veel plekken in Nederland weer leren. In de afgelopen decennia zijn we onze rijke RO- en Volkshuisvestingstraditie steeds verder uit het oog verloren. Bouwen is de laatste jaren toch vooral een bouwtechnische en economische aangelegenheid. Geld is leidend en de cultuur is uit het bouwen geraakt. Dat is een groot gemis. Juist die bouwcultuur zorgt voor betekenis, voor hechting en plezier: plezier in het maken van de leefomgeving.

De kans dat de bouwcultuur van weleer weer terugkomt, is klein. Daarvoor is er te veel veranderd en is het ambacht van vroeger niet te vergelijken met dat van vandaag.
Maar dat betekent niet dat we geen werk kunnen maken van een nieuwe bouwcultuur. Zeker nu het besef breed doordringt dat het anders moet. Meer regie vanuit de overheid, meer aandacht voor het verknopen van opgaven, meer aandacht voor ontwerpkwaliteit en het maken van duurzame keuzes. Bovendien zullen we kritisch moeten zijn op het doorgeschoten marktdenken dat voor een belangrijk deel aan de basis ligt van de huidige problemen op de woningmarkt. Zo’n omslag vraagt wat van ons allemaal. Het vraagt om samenwerking op basis van vertrouwen tussen alle betrokkenen: overheid, corporaties, marktpartijen, ontwerpers, bewoners en al die andere stadmakers. Samenwerking waarin je elkaars kennis en kunde herkent, waardeert en benut. En dan niet ter meerdere eer en glorie van jezelf en je eigen portemonnee. Wat je teruggeeft aan de omgeving en de maatschappij: dat verdient veel meer aandacht. Welke kansen benut ‘jouw’ project? Hoe maakt het de omgeving beter? Legt het nieuwe kansen bloot? En hoe kan een woning – zelfs een die uit de fabriek rolt – meer zijn dan alleen een huis?

Heb durf en ambitie, hou vol, verbindt, daag uit, ga het gevecht aan, maar altijd met als doel om er samen uit te komen. Laat je inspireren en draag die inspiratie vervolgens ook weer uit. Deel kennis. Wees nieuwsgierig. Stop met voorzichtig zijn. Omarm de waarden die je al hebt en voeg daar nieuwe aan toe. Zorg voor de stad, zorg voor je bewoners. En niet onbelangrijk: gebruik verbeeldingskracht om zo veel mogelijk neuzen de goede kant op te krijgen. Zet het ontwerp in om te verbinden, opgaven bij elkaar te brengen en tot slimme oplossingen te komen. We wensen het Deventer toe, en eigenlijk iedere Nederlandse stad.

De bezochte projecten

Voor we ingaan op de genomineerde gebouwen moet ons nog wat van het hart. Zo viel ons op dat binnen de inzendingen voor de Deventer Architectuurprijs bepaalde categorieën niet of nauwelijks vertegenwoordigd zijn. Heeft Deventer geen geslaagde projecten op het vlak van de openbare ruimte? Waar is los van een aantal woningen in Steenbrugge de (hoogwaardige) sociale woningbouw? En hoe vertaalt Deventer opgaven op het vlak van duurzaamheid, circulariteit, klimaat, natuur, groen en energie naar de stads- en dorpsontwikkeling? Graag zouden we daar de komende jaren meer van willen zien.

Op volgorde van bezoek gaan we de genomineerde projecten langs. Het zegt dus niets over onze uiteindelijke keuze en dus over de winnaars:

Steenbrugge

Steenbrugge had overal in Nederland kunnen liggen. Immers, zo bouwen wij in Nederland: suburbaan, grondgebonden en met een stevige oriëntatie op de auto. Of dit het antwoord is op de woningbouwopgave, is natuurlijk zeer de vraag. Zeker binnen de context van de opgaven op het vlak van klimaat, natuur en energie en biodiversiteit. Toch vinden we het te makkelijk om voor een project als Steenbrugge
meteen je betweterige architectonische neus op te halen. Zeker binnen het genre van de uitbreidingswijk, is hier namelijk toch best veel goed gegaan. Helemaal wanneer je het beschouwt binnen de toch vrij roerige ontstaansgeschiedenis. Dat goede zit ‘m vooral in de stedenbouw en de kwaliteit van de openbare ruimte. Hoewel de gemeentelijke afdeling groenbeheer nog wel een cursus duurzaam groenbeheer kan gebruiken, voelen de (groene) binnenstraatjes aangenaam aan. De voortuintjes brengen structuur, ook al zijn ze hier en daar ingezaaid met witte kiezels die in het zonlicht haast pijn doen aan de ogen. En ja, het plein oogt misschien als een decorstuk uit The Truman Show: het is hoogwaardig ontworpen met degelijke en mooie inrichtingselementen.

Over de architectuur zijn we minder enthousiast. Niet omdat het ‘traditioneel’ en ‘postmodern’ is. Niet omdat we de geveinsde (organische) dorpsreferentie wat vergezocht vinden – zeker omdat er in de volgende fasen nog honderden woningen bij gaan komen. En ook niet omdat een gebouw dat doet alsof het een kerk is natuurlijk ook gewoon een kerk behoort te zijn. Nee, we zijn vooral minder enthousiast vanwege de details, de vormentaal en het materiaalgebruik. Hier gaat het net iets te vaak mis. Zo zien veel gevels eruit alsof ze een botoxbehandeling hebben ondergaan. Het is allemaal wel erg strak en vlak met materiaalkeuzes waarvan het – los van de vaak hoogwaardige baksteen – nog maar de vraag is hoe mooi ze gaan verouderen. Waar wél details aangebracht zijn, ogen ze kunstmatig, terwijl juist daar het ambacht in had moeten zitten. Zo snappen we de Trespa ‘betimmering’ niet, zeker niet omdat er wel gekozen is voor een mooie duurdere baksteen, een goede goot en een metalen regenpijp. En waarom zijn de deurluifels niet gewoon mee-ontworpen? Dat had een veel beter beeld opgeleverd. Het is een gemiste kans. Juist dit soort details zorgen voor duurzame kwaliteit en kunnen een plan maken en breken. Om de kosten hoef je het niet te laten. Zeker niet wanneer je een eventuele meerprijs uitsmeert over de jaren. Zo bewijst een mee-ontworpen luifel gegarandeerd decennialang z’n waarde.
Het is zeer de vraag of de nu aangebrachte goedkoop ogende metalen afdakjes – die
nu al vies zijn of zelf scheef hangen – het net zo lang volhoudt.

MIMIK

MIMIK bewijst dat je bij een echt goede beoordeling natuurlijk nooit genoeg hebt aan foto’s, plattegronden, bouwtekeningen en een projecttekst. MIMIK: daar moet je in. Want ja: eerlijk is eerlijk: op voorhand hadden we niet zoveel met dit project. De keus voor de witte steen vonden we lastig. Helemaal omdat die enkel gemotiveerd wordt vanuit de veelvoorkomende wit-gestuukte panden aan de IJsselkade. Is dat niet wat te dun? Wat dat betreft waren we haast blij met de oude stadsmuur die nog voor het filmtheater staat. Ook tijdens ons bezoek hielden we de twijfel over het wit, al maakten we ons drukker over de wel erg harde aansluiting tussen MIMIK en de oude toren.

Eenmaal binnen, werden we een stuk enthousiaster. Het gebouw is opgehangen aan een sterk idee: een gang die als een overdekte steeg door het pand loopt. De beoogde twee voorkanten, met een entree aan de kade en een aan de Nieuwe Markt maakt het extra interessant. Des te jammer dus dat het (nog) niet gelukt is om het gebouw ook als zodanig te laten functioneren. Hopelijk worden de buren snel wat minder bang voor overlast.

We hebben veel waardering voor de complexe puzzel die hier is gelegd. Op een relatief klein kavel is de architect erin geslaagd om al het programma een plek te geven.
Daardoor ontstaat een spannend gebouw met mooie doorkijkjes op de stad en de IJssel. Misschien dat er in het interieur hier en daar iets te veel gebeurt, maar dat mag de pret niet drukken. De positionering van de horeca, zowel op de begane grond als op de eerste etage, is fenomenaal. Van binnen naar buiten benut het pand de ligging perfect. De zalen zijn aangenaam en ronduit mooi: het overtuigt.

Minder enthousiast zijn we over de wijze waarop MIMIK zich aan de stadkant in het stedelijk weefsel voegt. De gevel had wel wat meer rust kunnen gebruiken: er gebeurt te veel. Ook in materialisatie en vooral ook bouwkwaliteit had dit beter gekund. En ja, ook aan deze kant houden we de twijfel over de witte steen, hoe mooi deze op zichzelf ook is. Grootste probleem is evenwel de enorme gemiste kans om niet meteen ook de Nieuwe Markt aan te pakken en het beoogde concept van de steeg met twee voor- kanten door te zetten. Regel het met de omwonenden, verzin een list en haal die auto’s alsjeblieft zo snel mogelijk van het plein.

Terug naar de voorzijde vragen we ons af waarom de toren aan de IJsselkant niet wat extra aandacht heeft gekregen. Het is nu louter een vlucht- en brandtrap. Verder vragen we ons af waarom het fietspad aan deze kant over ‘het terras’ loopt. Hoe mooi zou het zijn wanneer MIMIK zowel aan de IJsselkade en de Nieuwe Markt een impuls had gegeven aan de openbare ruimte. Met een van parkeerplaatsen verschoond plein tot een groene IJsselkade waar de auto slechts te gast is en fietsers en wandelaars alle ruimte krijgen.

Openbare Bibliotheek

Het ontwerp voor de Openbare Bibliotheek toont vakmanschap. Binnen is een aangename ruimte ontstaan: een prettige plek om te verblijven met goede akoestische eigenschappen. Ook de aansluiting op de oudbouw overtuigt, helemaal door het prachtige uitzicht op de tuin. De houten trap is een markant en mooi ontworpen object. Vraag is wel of de huidige inrichting de volle potentie uit het gebouw haalt.

Waar de bibliotheek binnen overtuigt, twijfelen we wat over de buitenkant.
We snappen de keus voor glas en de wens van de architect om zo het contact tussen buiten en binnen, maar ook het zicht op de tuin, sterker te maken. Glas staat inderdaad voor transparantie, maar dat is het gek genoeg lang niet altijd. Zeker niet bij het dikke moderne en gecoate (isolatie)glas. Daardoor zie je overdag toch vooral een weerspiegeling van jezelf, en niet de activiteit in het pand, laat staan het daarachter- liggende groen. Binnen werkt het wel optimaal. Daar doet het glas wat het moet doen en ontstaat zeker aan de kant van het café bijna het gevoel alsof je in de tuin zit.

Onze grootste verbazing zit in het feit dat deze collectieve ingreep niet is aangepakt om ook op een hoger schaalniveau ‘stad te maken’. We verbazen ons over de auto’s die nog altijd op het plein staan. Hetzelfde geldt voor de afwezigheid van een overtuigende en mee-ontworpen fietsparkeeroplossing. Temeer omdat de architect met dit plan juist de potentie van deze plek heeft willen laten zien. Net als bij MIMIK had de bouw van de bibliotheek dé aanleiding moeten zijn om ook de openbare ruimte een dubbele kwaliteitsslag te geven. Zo hadden de fietsen prima een plek kunnen krijgen in de bestaande kelder. Die ondergrondse fietsenstalling had dan niet alleen waarde gehad voor de bibliotheek, maar ook voor de bredere omgeving.

Reinwaterkelder

Dit project trof ons direct. Het is een charmante ingreep waarmee nieuwe waarde wordt toegevoegd aan een oude waterkelder. Dat levert een bijzondere woning op die zich bovendien op een mooie manier voegt binnen de omgeving. We hebben veel lof voor de architect. Zij heeft het voor elkaar gekregen om alle betrokken partijen mee te krijgen en enthousiast te maken. Het toont de waarde van het architectenvak. Ook zijn er complimenten op z’n plaats voor de opdrachtgever die het aandurfde om deze stap te nemen. Want makkelijk: nee, dat is zo’n opgave niet. Zelfs de wijze waarop de opdrachtgever de regie in handen heeft genomen, en zelf in de rol van aannemer is gekropen, is bewonderingswaardig.

Toch zit daar ook een punt van kritiek. Zo vinden we het jammer dat de architect niet de kans heeft gekregen om het project van begin tot eind volwaardig af te maken. Juist ook in het traject ná de vergunningverstrekking is die betrokkenheid van grote waarde. En dat behoort meer te zijn dan een ‘hulplijn’ voor die momenten dat je er zelf even niet uitkomt. Na een hartoperatie zeg je ook niet tegen de arts: “laat de rest maar, ik zet zelf de hechtingen er wel in.” We zijn ervan overtuigd dat die betrokkenheid het project in de uitwerking en uitvoering (nog) beter had kunnen maken.

Havenhuis

In zekere zin is het Havenhuis de spiegel van de Reinwaterkelder. In dit project bewijst de architect namelijk van begin tot eind haar meerwaarde. Heeft geleid tot een intelligente inpassing op de hoek van de Mr. H.R. de Boerlaan en de Stokvisstraat.
Een lastige en uitdagende locatie, waarbij juist de complexiteit heeft geleid tot een aantrekkelijke woningtypologie met speelse plattegronden voor alle vier de woningen in het blok. Het plan laat zien hoe een combinatie van collectief particulier opdracht- geverschap en de kunde van een goede architect kan leiden tot een betaalbare verrijking van het woningaanbod. De hoogte van de woningen – zeker op de begane grond – is zeer aangenaam. De kleur van de gevel is fris en sluit goed aan op de wensen van het beeldkwaliteitsplan. Het is een boeiend en eigenwijs plan: met stip een van de beste projecten in het Havenkwartier.

Toch zijn we op niet alle vlakken even enthousiast. Zo vragen we ons af hoe kwetsbaar de toegepaste metaalplaat op de langere termijn is. Ook hebben we twijfels over de invulling van het dak, waar de bewoners konden kiezen voor een dakopbouw en/of een dakterras. De keus viel op de hoek op een groot dakterras in plaats van een extra kamer. Helaas is die nu wel voorzien van een zwarte pergola die zich weinig aantrekt van de rest van het gebouw. Niet storend vanaf straatniveau, maar was het niet te voorspellen geweest dat dit zou gebeuren? En was het daarom niet beter geweest dit direct mee te ontwerpen?
Verder hebben we vragen bij de gehele ontwikkeling, en dan met name het deel langs de H.R. de Boerlaan. Wat voor straat wordt hier nu gemaakt? Het nieuwe rijtje behorende tot het Havenkwartier oogt wat kakofonisch, met een sterk wisselende kwaliteit in bebouwing. Bovendien is een relatie met de sociale woningbouw aan de overkant afwezig – een plek waar het begin deze eeuw helaas niet is gelukt om de ambachtelijke charme van het oude Knutteldorp terug te laten keren in de vervangende nieuwbouw. Ook de straat zelf schreeuwt om een herinrichting. Ja, er staan bomen, maar desondanks overheerst het stenige karakter. Verder zijn er stedenbouwkundig, typologisch en programmatisch nog wel wat noten te kraken. Want hoe charmant het Havenkwartier ook is, en hoezeer hier architectonisch het een en ander te beleven is: op de kruising van de Oostzeestraat staat inmiddels een pand waar de speculatiedrift vanaf spat. Het is zeer de vraag of Deventer dat soort ontwikkelingen (nog) moet willen binnen de gemeentegrens. Het geeft de omgeving werkelijk niets terug.

CPO Venenpark

Niet vaak kom je projecten tegen met zo’n mooi verhaal als CPO Venenpark: een variëteit aan bewoners van de aangrenzende wijk met hoofdzakelijk corporatie-woningen die in collectief particulier opdrachtgeverschap hun eigen huis hebben gebouwd op een prachtige plek. De keus om de kleinste portemonnee van de groep leidend te maken in de ontwikkeling zegt veel over de aard van dit project. We hebben veel lof voor de architect die het project overduidelijk heeft omarmd. Het kan haast niet anders dan dat diverse bewoners verliefd zijn geworden op ‘hun’ architect.
De keus om het blok om te draaien en daarmee te oriënteren op het Venenpark pakt voor de bewoners fenomenaal uit. Er zullen weinig andere plekken in Deventer zijn waar je zoveel woongenot vindt voor deze prijs. Toch is er een keerzijde. Door de oriëntatie doen de woningen veel met het park, maar keren zij zich af van de bestaande rivierenbuurt. Ja, de voordeur zit aan de Maasstraat, maar verder oogt het toch vooral als achterkant. Waar de CPO-bewoners nu uitkijken op het prachtige groen van het Venenpark, ligt er voor de andere bewoners van de Rivierenbuurt nu een (visuele) barrière. Kortom: het project doet veel voor zichzelf, maar wat geeft het terug aan de omgeving, nota bene de buurt waar veel bewoners vandaan komen? Heeft CPO Venenpark de Maasstraat beter en aantrekkelijker gemaakt? We vragen het ons af.
Verder twijfelen we over de materialisatie en de kleurstelling. Het wit maakt het erg besmettelijk en de materiaalkeuze geeft het toch een wat goedkope uitstraling.
Het verraste ons dat de keus voor deze gevelplaat breed gedragen werd door de architect en de bewoners, terwijl de optie baksteen ook op tafel lag en zelfs goedkoper was. Die keus had niet alleen voor een rijkere uitstraling kunnen zorgen, ook had het nieuwe rijtje zich hier in ieder geval in materiaalgebruik kunnen hechten aan de bestaande woningen aan de overkant.

Nieuwlarenstein

De voormalige Koloniale Landbouwschool is een magnifiek rijksmonument dat na jaren wachten gelukkig een nieuwe (woon)bestemming heeft gekregen.
Het herbestemmen van dit soort panden is geen sinecure. Het vraagt veel van alle betrokkenen. Komt bij dat iedereen een mening heeft over een pand met zo’n rijk verhaal. Je zou haast kunnen stellen dat je het nooit goed kan doen. Toch zitten er in het project diverse aantrekkelijke ingrepen. Op het oog is de restauratie met vlag en wimpel geslaagd. Overtuigend is de wijze waarop de mooie diepgroene kleur is teruggebracht. De forse nieuwe balkons aan de oudbouw zijn een ware toevoeging. Voor de gelukkigen die hier een appartement hebben, moeten die balkons een feest zijn. Ook de nieuwbouw bevat sterke elementen. De woningen zijn royaal en hebben een mooie typologie met de woonkamer op niveau 1. Opvallend zijn de markante grote ramen in de nieuwe woonblokken aan de zuidkant.
Een stuk minder enthousiast zijn we over de nieuwe toevoeging aan de Brinkgeverweg. Het probeert zich te voegen naar het aanpalende rijksmonument, maar schiet eigenlijk op alle vlakken tekort. De detailkwaliteit en het ambacht dat de oude school zo charmant maakt, mist volledig in de nieuwbouw. Dit had de reden moeten zijn om op voorhand niet te kiezen voor een vage kopie, maar voor een 21ste eeuwse doorvertaling, waarin de kwaliteit was gezocht in andere zaken. Ook herkennen we de worsteling van de architect. Die had op veel plekken duidelijk dingen anders gewild, niet in de laatste plaats op het vlak van de details. Kenmerkend zijn de vlakke nieuwe deuren met standaard deurbeslag in het rijksmonumentale deel die in schril contrast staan met de oorspronkelijke kwaliteit. Verder vinden we het een gemiste kans dat er niet veel meer is gedaan met de rijke geschiedenis. Het enige dat nog herinnert aan de Koloniale Landbouwschool zijn de letters op de gevel. Hadden delen van het pand geen meer publieke bestemming kunnen krijgen? Had het op de begane grond geen ruimte kunnen bieden voor atelierwoningen? En waren de oude kassen op het binnenterrein nou echt zo slecht dat ze moesten wijken? Juist op het binnenterrein was een knipoog naar de tropische roots uitermate passend geweest. Het had betekenis kunnen geven aan de plek en waarde kunnen geven aan de buurt. Nu moet het binnenterrein het doen met een ietwat wonderlijk geplaatste houten fietsenstalling.
Voorts vragen we ons af of het niet beter was geweest wanneer de toevoegingen uit 1928, 1936 en 1956 gewoon waren blijven staan. In de projectbeschrijving lezen we dat deze gesloopt zijn omdat ze schraler waren dan het oudste deel. Helaas kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat de nu toegevoegde nieuwbouw op veel vlakken een heel stuk schraler oogt dan de gesloopte voor- en naoorlogse toevoegingen. Komt bij dat met het behoud van de nu gesloopte bouwdelen juist een veel interessanter plan had kunnen ontstaan met een diversiteit aan groengebieden met elk een eigen identiteit en toegankelijkheid: van privé en collectief tot semiopenbaar en openbaar. Tot slot worden we niet echt enthousiast over de wijze waarop de auto een plek heeft gekregen. Juist een landbouwschool verdient het om te verdrinken in het groen. Een versteende omzoming voor parkeren past hier niet en legt bovendien een barrière tussen het pand en de straat.

De winnaars van de Deventer Architectuurprijs 2022

Derde prijs voor Bibliotheek Deventer

Wat ons betreft is deze architectuurprijs niet bedoeld als een wedstrijd voor architecten. Nee, we zien het als een platform waarmee we het belang van vakmanschap, goed opdrachtgeverschap en liefde voor het werken aan onze leefomgeving breed onder de aandacht willen brengen. Daarmee willen we het gesprek over die leefomgeving en de toekomst van Deventer een impuls geven. Dit vanuit de overtuiging dat dit altijd leidt tot een betere stad en betere buurten, wijken en dorpen. Daarom zijn de prijzen niet alleen voor de architect, maar ook voor de betrokken opdrachtgevers en bouwers.
De derde prijs gaat naar een gebouw dat binnen overtuigt, maar de stad vast nog meer had kunnen en willen geven. De derde prijs gaat naar de Bibliotheek Deventer, ontworpen door BiermanHenket en Hanratharchitect in opdracht van NV Maatschappelijk Vastgoed en gebouwd door Paul Hardonk Bouw.

Tweede prijs: MIMIK

De tweede prijs gaat naar een gebouw dat volop profiteert van de magnifieke ligging en hopelijk snel een volwaardige tweede entree krijgt aan een autovrije Nieuwe Markt. De tweede prijs is voor MIMIK, ontworpen door SeARCH Architecten in opdracht van de gemeente Deventer en gerealiseerd door Hegeman Bouw & Infra.

Eervolle vermelding: Ellen Schild

En voor we overgaan tot de bekendmaking van de winnaar van de Deventer Architectuurprijs 2022, gaat er een eervolle vermelding naar architect Ellen Schild van Studio Groen+Schild voor de overtuigingskracht en het zorgvuldige ontwerp van de Reinwaterkelder. We gunnen haar dat ze bij al haar komende klussen gewoon van kop tot staart betrokken blijft.

Winnaar: Havenhuis

Dan de winnaar. Dat is een project dat bewijst dat CPO tot een aantrekkelijke en hoogwaardige verrijking van het woningaanbod kan leiden. Een plan dat in vele opzichten laat zien waar een goede architect voor staat. En een plan dat hopelijk qua slimheid en ontwerpaandacht op een grotere schaal navolging gaat krijgen in Deventer. De eerste prijs is voor Havenhuis, ontworpen door Hollands Zicht in opdracht van Vereniging Havenhuis en gebouwd door Bouwbedrijf Hemeltjen.

Jury Deventer Architectuurprijs 2022

  • Kees van den Berg, Manager vastgoed, Christelijke Woningstichting Patrimonium
  • Nanne Fokma, Directeur/eigenaar pcvastgoed
  • Lynke Koopal, Senior landschapsarchitect Atelier Stadsbouwmeester Groningen
  • Jurjen van der Meer, oprichter en partner De Zwarte Hond
  • Peter Michiel Schaap (vz), directeur-bestuurder GRAS

Jurybezoek aan de nominaties van de Deventer Architectuurprijs 2022